11.56
[REC]
Volmaakt
[OFF]
Ik zit in de trein. Voor het eerst. Mijn handen trillen een beetje, maar dat gebeurt wel vaker. Dan trillen al mijn vingers en mijn duimen. En af en toe ook mijn ogen. Daar kan ik niets aan doen. Ik was als baby al zenuwachtig, zei mijn moeder. Ik trilde en trilde en knipperde met mijn ogen.
Olga woont in Amsterdam. Ik heb een kanarie die Trixie heet. Mijn moeder heet ook Trixie. Zij is dood, maar mijn vogel niet. Trixie is geel met grijs. Olga is blond en ze heeft grote tieten. Dat mag ik niet zeggen. Mijn moeder zei dat tieten een naar woord is. Ik denk het stiekem toch. Tieten.
Ik spaar woorden. Mooie woorden en soms lelijke. Ik schrijf ze niet op, want daar ben ik niet goed in. Ik vertel ze aan mijn apparaat. Dan kan ik ze later terughoren. Nu spaar ik woorden voor Olga, want Olga houdt van mooie woorden.
12.47
[REC]
Idiotie
[OFF]
Olga heeft het niet getroffen. Met een kutvader en een moeder die niet met haar poten van de drank af kon blijven. En dan die ex-man. Een godverdommese eikel, zegt Olga. Een godverdommese eikel met losse handjes. Ze heeft hem eruit gezet. Haar baan is ze kwijt. Die achterlijke tyfuschef mocht haar niet.
Ik heb die woorden opgenomen. Kutvader. Godverdommese. Tyfus.
Als ik iemand zie die een mooi woord zegt, dan zeg ik het na. Zo spaar ik. Olga is mijn lievelingswoord. Eerst was dat kruisbestuiving. Er zit een ui en een ui in. Ik heb Olga geld gegeven, want zo slecht had ze het. Geen nagel om haar kont te klauwen, zei ze. Ik kan me voorstellen hoe erg dat is. Ik kijk naar mijn eigen nagels. En dan heeft Olga ook nog dat kind. Groeit bij de klippen op en vreet als een mijnwerker. Ik weet niet wat dat betekent 'bij de klippen', maar wel dat het geld kost.
13.22
[REC]
Klaploper
[OFF]
Ik mag Olga pas om vier uur zien. Als je geen nagels meer hebt en je hebt een kind met klippen, dan heb je een hoop te regelen. Ik wacht wel vaker. In de rij van de supermarkt. En dan lukt het me altijd om niet te trillen. Ik kijk heel vaak naar Trixie. En naar de foto's van Olga. Vandaag zie ik Olga in het echt. Ik hou van haar en ik denk dat ze naar perzik ruikt. 's Avonds in bed roep ik Olga. En dan beukt mijn buurman op de muur. Of het wat zachter kan. Dan schud ik nee. Hoe kun je nu zachtjes roepen? Ze woont in Amsterdam!
Woorden met een V vind ik het mooist. Die zijn lekker zacht. De conducteur knipt een gaatje in mijn kaartje. Ik doe het voor mijn oog en kijk door het gaatje naar buiten. Ik zie alleen maar gras en zon.
13.58
[REC]
Situatie
[OFF]
Mensen praten de hele dag. Ik luister. En ik spaar woorden. Verzamelen heet dat Michiel, zei mijn moeder. Maar ik spaar ze liever. Ik stop mijn hand in mijn rugzak en hou mijn zakmes vast. Die ligt tegen mijn hamer aan. Ga nóóit op weg zonder goed gereedschap, Michiel, zei mijn moeder altijd. En dan maakte ze een knipoog. Mijn moeder kon rare dingen doen. Maar toch heb ik altijd mijn zakmes en mijn hamer bij me. Je weet maar nooit.
Olga zei dat ik misschien mocht blijven slapen. Als het écht zou klikken tussen ons. Ik begreep het niet helemaal, want wat moet er klikken? Ik klik nooit, maar als Olga het zegt, zal het wel goed zijn. Als het klikt, mag ik blijven. Klik, klik, klik. Ik hoop dat ik klik.
Michiel, zei mijn moeder, de liefde is niet voor jou weggelegd. Jij bent anders dan anderen. Daar past geen vrouw bij, maar dat hindert niet. Er zijn zoveel andere mooie dingen. Computeren, bijvoorbeeld. Fred van de buren deed voor hoe dat moest. En daar was Olga. Ze zag mijn foto en hield gelijk van me. Toen ze dat had gezegd, voelde ik het ook.
Olga had heel weinig op de bank. Min zoveel. Kwam door die kolere-ex van haar, zei ze. Zat de hele dag op z'n luie flikker biertjes achterover te klappen. En zij maar werken. En dan heb je ook nog dat kind met die klippen. Veertigduizend euro is niet veel, dat mocht ze wel hebben. Ik heb wel honderdduizend. Olga heeft mijn bankafschrift gezien. Ik hou van je, zei ze toen, en ik trilde ervan.
Over zes minuten mag ik een appel eten. Ik ga Olga gelukkig maken. Dat heb ik vanmorgen tegen Trixie gezegd. Olga wist het al. Ik had het haar gisteren over de telefoon verteld. Dat is mooi, had ze toen gezegd en toen vroeg ze om een nummer. Ik was blij dat ik haar gelijk gelukkig kon maken. Misschien ga ik wel met haar trouwen.
14.08
[REC]
Ondergang
[OFF]
Ik kijk naar mijn schoenen. Nog drie minuten en dan mag ik mijn appel. Drie keer zestig. Mijn vader weet niet dat ik in de trein zit. Hij weet niks van Olga. Ik mocht van haar niets zeggen. Het is nog een verrassing, zei Olga. Er zijn al meer dan drie minuten voorbij en als dat gebeurt, mag je je appel niet meer. Had je maar beter op moeten letten.
Het is drie uur. Ik ben in Amsterdam. Nog een uur en dan zie ik Olga. Ik wacht. Ik oefen nog een beetje: klik, klik, klik. Dat gaat goed. Ik tril maar een beetje.
16.00
17.00
18.00
18.55
[REC]
Vergetelheid
[OFF]
Mijn onderbroek is een beetje nat. Ik kan mijn plas bijna niet meer ophouden. Mijn piemel doet er pijn van. Mijn vingers trillen en mijn duimen ook. Olga waar ben je? Klik, klik, klik. Ik ben hier. Ik heb woorden voor je.
[PLAY]
Volmaakt … Idiotie … Klaploper … Situatie … Ondergang … Vergetelheid.
© Ellen de Ruiter. December 2011
- Gepubliceerd in Schrijven Magazine
Met dit verhaal won ik de derde prijs van de Philips Voicetrader schrijfwedstrijd van Schrijven Magazine.
Het jurycommentaar:
'Veel verhalen roepen een werkelijkheid op door die te beschrijven. Ellen de Ruiter roept in 'De Woordenverzamelaar' een werkelijkheid op door die níet te beschrijven. Dat is knap. De Woordenverzamelaar was onder de inzendingen een van de zeldzame minimalistische verhalen. Er staat een heleboel niet. Geen beschrijvingen van de omgeving. Geen dialoog. Nauwelijks een plot. De memorecorder - de verplichte gadget - is niet zomaar het verhaal binnengesmokkeld, het centrale personage is er helemaal mee vergroeid. We hebben te maken met Michiel, een jongen die als baby al zenuwachtig was, een jongen die door het gaatje in zijn treinkaartje de wereld bekijkt. Een jongen met als voormalig lievelingswoord: kruisbestuiving. Want: 'Er zit een ui en een ui in.' Het lege verhaal zit vol mooie woorden. Ellen de Ruiter speelt met taal, met klank, zoals in: 'Als het klikt, mag ik blijven. Klik, klik, klik. Ik hoop dat ik klik.' Wie met zo weinig zoveel kan, verdient een prijs. En die krijgt ze ook.'
[REC]
Volmaakt
[OFF]
Ik zit in de trein. Voor het eerst. Mijn handen trillen een beetje, maar dat gebeurt wel vaker. Dan trillen al mijn vingers en mijn duimen. En af en toe ook mijn ogen. Daar kan ik niets aan doen. Ik was als baby al zenuwachtig, zei mijn moeder. Ik trilde en trilde en knipperde met mijn ogen.
Olga woont in Amsterdam. Ik heb een kanarie die Trixie heet. Mijn moeder heet ook Trixie. Zij is dood, maar mijn vogel niet. Trixie is geel met grijs. Olga is blond en ze heeft grote tieten. Dat mag ik niet zeggen. Mijn moeder zei dat tieten een naar woord is. Ik denk het stiekem toch. Tieten.
Ik spaar woorden. Mooie woorden en soms lelijke. Ik schrijf ze niet op, want daar ben ik niet goed in. Ik vertel ze aan mijn apparaat. Dan kan ik ze later terughoren. Nu spaar ik woorden voor Olga, want Olga houdt van mooie woorden.
12.47
[REC]
Idiotie
[OFF]
Olga heeft het niet getroffen. Met een kutvader en een moeder die niet met haar poten van de drank af kon blijven. En dan die ex-man. Een godverdommese eikel, zegt Olga. Een godverdommese eikel met losse handjes. Ze heeft hem eruit gezet. Haar baan is ze kwijt. Die achterlijke tyfuschef mocht haar niet.
Ik heb die woorden opgenomen. Kutvader. Godverdommese. Tyfus.
Als ik iemand zie die een mooi woord zegt, dan zeg ik het na. Zo spaar ik. Olga is mijn lievelingswoord. Eerst was dat kruisbestuiving. Er zit een ui en een ui in. Ik heb Olga geld gegeven, want zo slecht had ze het. Geen nagel om haar kont te klauwen, zei ze. Ik kan me voorstellen hoe erg dat is. Ik kijk naar mijn eigen nagels. En dan heeft Olga ook nog dat kind. Groeit bij de klippen op en vreet als een mijnwerker. Ik weet niet wat dat betekent 'bij de klippen', maar wel dat het geld kost.
13.22
[REC]
Klaploper
[OFF]
Ik mag Olga pas om vier uur zien. Als je geen nagels meer hebt en je hebt een kind met klippen, dan heb je een hoop te regelen. Ik wacht wel vaker. In de rij van de supermarkt. En dan lukt het me altijd om niet te trillen. Ik kijk heel vaak naar Trixie. En naar de foto's van Olga. Vandaag zie ik Olga in het echt. Ik hou van haar en ik denk dat ze naar perzik ruikt. 's Avonds in bed roep ik Olga. En dan beukt mijn buurman op de muur. Of het wat zachter kan. Dan schud ik nee. Hoe kun je nu zachtjes roepen? Ze woont in Amsterdam!
Woorden met een V vind ik het mooist. Die zijn lekker zacht. De conducteur knipt een gaatje in mijn kaartje. Ik doe het voor mijn oog en kijk door het gaatje naar buiten. Ik zie alleen maar gras en zon.
13.58
[REC]
Situatie
[OFF]
Mensen praten de hele dag. Ik luister. En ik spaar woorden. Verzamelen heet dat Michiel, zei mijn moeder. Maar ik spaar ze liever. Ik stop mijn hand in mijn rugzak en hou mijn zakmes vast. Die ligt tegen mijn hamer aan. Ga nóóit op weg zonder goed gereedschap, Michiel, zei mijn moeder altijd. En dan maakte ze een knipoog. Mijn moeder kon rare dingen doen. Maar toch heb ik altijd mijn zakmes en mijn hamer bij me. Je weet maar nooit.
Olga zei dat ik misschien mocht blijven slapen. Als het écht zou klikken tussen ons. Ik begreep het niet helemaal, want wat moet er klikken? Ik klik nooit, maar als Olga het zegt, zal het wel goed zijn. Als het klikt, mag ik blijven. Klik, klik, klik. Ik hoop dat ik klik.
Michiel, zei mijn moeder, de liefde is niet voor jou weggelegd. Jij bent anders dan anderen. Daar past geen vrouw bij, maar dat hindert niet. Er zijn zoveel andere mooie dingen. Computeren, bijvoorbeeld. Fred van de buren deed voor hoe dat moest. En daar was Olga. Ze zag mijn foto en hield gelijk van me. Toen ze dat had gezegd, voelde ik het ook.
Olga had heel weinig op de bank. Min zoveel. Kwam door die kolere-ex van haar, zei ze. Zat de hele dag op z'n luie flikker biertjes achterover te klappen. En zij maar werken. En dan heb je ook nog dat kind met die klippen. Veertigduizend euro is niet veel, dat mocht ze wel hebben. Ik heb wel honderdduizend. Olga heeft mijn bankafschrift gezien. Ik hou van je, zei ze toen, en ik trilde ervan.
Over zes minuten mag ik een appel eten. Ik ga Olga gelukkig maken. Dat heb ik vanmorgen tegen Trixie gezegd. Olga wist het al. Ik had het haar gisteren over de telefoon verteld. Dat is mooi, had ze toen gezegd en toen vroeg ze om een nummer. Ik was blij dat ik haar gelijk gelukkig kon maken. Misschien ga ik wel met haar trouwen.
14.08
[REC]
Ondergang
[OFF]
Ik kijk naar mijn schoenen. Nog drie minuten en dan mag ik mijn appel. Drie keer zestig. Mijn vader weet niet dat ik in de trein zit. Hij weet niks van Olga. Ik mocht van haar niets zeggen. Het is nog een verrassing, zei Olga. Er zijn al meer dan drie minuten voorbij en als dat gebeurt, mag je je appel niet meer. Had je maar beter op moeten letten.
Het is drie uur. Ik ben in Amsterdam. Nog een uur en dan zie ik Olga. Ik wacht. Ik oefen nog een beetje: klik, klik, klik. Dat gaat goed. Ik tril maar een beetje.
16.00
17.00
18.00
18.55
[REC]
Vergetelheid
[OFF]
Mijn onderbroek is een beetje nat. Ik kan mijn plas bijna niet meer ophouden. Mijn piemel doet er pijn van. Mijn vingers trillen en mijn duimen ook. Olga waar ben je? Klik, klik, klik. Ik ben hier. Ik heb woorden voor je.
[PLAY]
Volmaakt … Idiotie … Klaploper … Situatie … Ondergang … Vergetelheid.
© Ellen de Ruiter. December 2011
- Gepubliceerd in Schrijven Magazine
Met dit verhaal won ik de derde prijs van de Philips Voicetrader schrijfwedstrijd van Schrijven Magazine.
Het jurycommentaar:
'Veel verhalen roepen een werkelijkheid op door die te beschrijven. Ellen de Ruiter roept in 'De Woordenverzamelaar' een werkelijkheid op door die níet te beschrijven. Dat is knap. De Woordenverzamelaar was onder de inzendingen een van de zeldzame minimalistische verhalen. Er staat een heleboel niet. Geen beschrijvingen van de omgeving. Geen dialoog. Nauwelijks een plot. De memorecorder - de verplichte gadget - is niet zomaar het verhaal binnengesmokkeld, het centrale personage is er helemaal mee vergroeid. We hebben te maken met Michiel, een jongen die als baby al zenuwachtig was, een jongen die door het gaatje in zijn treinkaartje de wereld bekijkt. Een jongen met als voormalig lievelingswoord: kruisbestuiving. Want: 'Er zit een ui en een ui in.' Het lege verhaal zit vol mooie woorden. Ellen de Ruiter speelt met taal, met klank, zoals in: 'Als het klikt, mag ik blijven. Klik, klik, klik. Ik hoop dat ik klik.' Wie met zo weinig zoveel kan, verdient een prijs. En die krijgt ze ook.'