'Het principiële inzicht is… dat de staat geen doel, maar een middel is. Hij vormt wel de voorwaarde voor de ontwikkeling van een hogere, menselijke cultuur, maar is niet de oorzaak daarvan. Deze ligt eerder uitsluitend in de aanwezigheid van een ras dat in staat is cultuur voort te brengen.’ - Adolf Hitler, Mein Kampf
Winter 1944 – Anna en Eva kruipen dicht tegen hun stiefmoeder aan. Leah knijpt zachtjes in hun hand. Haar jas ruikt naar bedorven vlees. Dan staat de man stil. Hij trekt zijn pet recht, wijst met zijn witgehandschoende vinger naar de blonde meisjes, en vraagt: Tweelingen? Even is er geen geluid. Leah weet niet goed wat te zeggen. De man begint zachtjes te fluiten. Geduldig. Dan vraagt ze zacht: Is dat goed? Tweelingen? Hij knikt. Ja, dat is goed. Ze sluit haar ogen en dankt God.
*
Eerder:
Ze zijn niet van haar, maar ze zijn het liefste wat ze heeft. Anna en Eva, de tweeling van haar man. Vijf jaar zijn ze. Blond. Flinterdunne haren, bijeengebonden in hoge staartjes. Zacht. Ze heeft gezworen voor hen te zorgen toen Claus werd opgeroepen om te dienen. Beloofd zijn oogappels te beschermen, voor ze te vechten, zoals hij vecht voor hun land. Nooit zal ze de tweeling aan hun lot overlaten. Ze verloren hun moeder, Claus wil dat geen tweede keer.
Jíj bent nu hun moeder, hoor je me, Leah?
Ik hoor je.
Anna en Eva horen bij jou, bij mij. Bij ons. Begrijp je dat?
Ik begrijp het.
Daar houdt ze aan vast. Zijn woorden, zijn stem die zegt dat ze één zijn. Het laat haar niet los. Geen dag. Anna en Eva horen bij haar. Ze houdt van ze, meer dan ze ooit van iets of iemand heeft gehouden. Het geeft niet dat ze niet haar eigen vlees en bloed zijn. Ze zijn een stukje van hém, de man die ze zo intens lief heeft. Dat is genoeg. Door hen aan te raken, voelt ze hun vader. Ze kan hem ruiken in hun haren, hem zien in die donkere ogen. Hazelnoten.
*
Je moet van ze af, Leah. Rachel zegt het steeds.
Ze zijn niet veilig. Niet bij jou. Stel dat je wordt opgepakt. Ze nemen ook de meisjes mee. En dat terwijl ze niet eens Joods zijn.
Leah schudt beslist haar hoofd. Nee. Dat zal niet gebeuren. Ze is voorzichtig. Begeeft zich niet in gevaarlijke kringen. Ze zal de oorlog doorlopen, geruisloos. Een gehoorzame burger, zonder stuitende mening. Bovendien: ze houdt de meisjes binnen. Niemand die ze ziet. Ze geeft ze zelf onderwijs, leert ze rekenen en schrijven. De dagen houdt ze aangenaam door Anna en Eva mee te nemen in haar eigen fantasiewereld. Binnenskamers varen ze de hele wereld over, bezoeken ze de meest exotische landen. Samen met hun poppenkinderen. Het verveelt nooit.
Ik kom terug, schrijft Claus in zijn brieven. Bij jou en de meisjes. Sneller dan je denkt.
Daar wacht ze op. Op het moment dat hij thuis komt.
Zo ingetogen mogelijk. Verstopt.
*
De straat wordt alsmaar leger. Steeds meer buren zijn weg. Op reis, denkt Leah. Ze zien de oorlog niet meer zitten. Ze ziet ze met hun koffers lopen. Gehaast. Volgepropt en dik gekleed. Op weg naar een rustiger plek. Ze glimlacht. Zo zwak zal zij niet zijn. Ze heeft het Claus beloofd. Als hij thuis komt zullen ze er zijn. Zij en de meisjes. Ze sluit haar ogen en ziet het: Claus die het pad op loopt, een gezonde blos van de inspanning. Hij lijkt steviger geworden, sterker. Met een lach gooit hij zijn plunjebaal neer en strekt zijn armen uit. Anna en Eva rennen zij aan zij zijn armen in. Hij kust ze. Geeft ze een knuffel. Dan kijkt hij op. Naar haar.
*
De tweeling loopt gevaar. Rachel fluistert terwijl ze onafgebroken om zich heen kijkt. Haar ogen schieten heen en weer. Ze is gespannen. Onrustig. Zo kent Leah haar vriendin niet. Rachel praat opnieuw op haar in. De meisjes moeten weg, naar een veilige familie. De sfeer wordt grimmiger. Er worden nu mensen uit hun huizen gehaald. Joden. Daar hoort ook zij bij, de meisjes niet. Wie zal haar geloven als ze zegt dat de meisjes anders zijn? Daar is geen tijd voor. Geen aandacht. Ze sleuren je aan de haren naar buiten, laten je niet eens een fatsoenlijke koffer inpakken. En wie weet waar je terecht komt? Er wordt gesproken over werkkampen in Polen. Het verhaal gaat dat daar mensen worden vermoord. Zomaar. Dat wil ze toch de tweeling niet aandoen?
Leah wuift de woorden weg. Ze gelooft het niet. Claus vecht uit naam van dit land. Hij zou het nooit doen als hij wist dat er Joden werden omgebracht. Haar volk. Rachel kletst.
Een briefje. Rachel drukt het in haar hand. Vlug, als een bange kat.
Er staat een nummer op.
Een betrouwbaar Duits gezin.
Ze hebben meer kinderen, zegt Rachel. De meisjes zullen er veilig zijn. Je kunt ze na de oorlog weer ophalen. Als Claus thuis is.
Met vlugge passen loopt Leah naar huis. Haar hart bonst ferm tegen haar borst. Hoe kan Rachel dat van haar verlangen? De meisjes wegbrengen; het zal als een amputatie voelen, een abortus. Ze zijn een deel van Claus, en daarmee een deel van haar. Zij is hun moeder. Wie zorgt er voor de tweeling als zij er niet is? Wie kamt hun haren? Wie zingt ze in slaap? Niemand, besluit ze.
Ze plukt aan haar ster. Die vervloekte gele ster.
*
Rachel is verdwenen. Leah heeft haar al een week niet gezien. Opgepakt, zegt de buurvrouw als ze Leah bij Rachels voordeur treft. Waarschijnlijk afgevoerd naar een van de kampen. Met een kromme vinger wijst ze richting het oosten. Leah kijkt de oude vrouw argwanend aan. Ze gelooft het niet. Niet Rachel, die doet geen ziel kwaad. Haar zouden ze niet meenemen, nooit. Ze is vast ergens. De oude vrouw pakt haar arm vast. Leah is verbaasd door de kracht. Kijk om je heen, gebiedt de vrouw met haar tandeloze mond. Zie wat er gebeurt. Mensen verdwijnen spoorloos!
Leah wankelt op haar voeten. Haar hoofd wordt licht, haar gedachten tollen, tuimelen over elkaar heen. Rachel is veilig. Ze is veilig. Veilig. Veilig. Leah kijkt in de helblauwe ogen van de vrouw en het is alsof de grond onder haar voeten wegzakt. Ze heeft gelijk. De oude vrouw heeft gelijk. Rachel zou nooit vertrekken zonder haar gedag te zeggen. Ze zijn hartsvriendinnen, al sinds hun kleutertijd. Als zusjes.
Een golf van misselijkheid bereikt haar keel. De meisjes…
Wat als zij de volgende zijn?
Heb je de tweeling nog? Leah schrikt. Wat weet deze vrouw van haar meisjes? Niemand weet van de meisjes! Dan buigt ze haar hoofd. Ja, ze heeft ze nog. Wat moest ze anders? Ze kan ze niet afstaan. Claus vergeeft het haar nooit. De vrouw sist. Haar gezicht staat strak. Je duwt ze richting de dood. Dan draait ze zich om en schuifelt terug het pad op.
Ik kan vluchten, roept Leah haar na. De oude vrouw blijft staan en schudt - zonder zich om te keren - haar hoofd. Het is te laat.
Leah huilt. Morgen, besluit ze. Morgen brengt ze de meisjes weg.
*
Het sneeuwt een beetje. Mannen in uniform schreeuwen bevelen. Schnell, Schnell. Ze schreeuwen naar de rijen mensen die uit de trein komen. Mannen naar rechts, vrouwen, kinderen en ouderen naar links. Mensen struikelen over elkaar, sommigen te verzwakt om nog op te staan. Doodvermoeid door de dagenlange treinreis. Zonder voedsel, zonder water. Nu en dan huilt er iemand, zachtjes. Niemand weet wat er gaat gebeuren.
Verderop schreeuwt een man: Zwillinge. Hij wandelt ontspannen langs de menigte. Van zijn knappe gelaat komt een scherpe blik. Zijn blinkend zwarte laarzen knallen op het beton van het perron. Eva en Anna kruipen dicht tegen hun stiefmoeder aan. Leah knijpt zachtjes in hun hand. Haar jas ruikt naar bedorven vlees. Dan staat de man stil. Hij trekt zijn pet recht, wijst met zijn witgehandschoende vinger naar de blonde meisjes, en vraagt: Tweelingen? Even is er geen geluid. Leah weet niet goed wat te zeggen. De man begint zachtjes te fluiten. Geduldig. Dan vraagt ze zacht: Is dat goed? Tweelingen? Hij knikt. Ja, dat is goed. Ze sluit haar ogen en dankt God. Het komt goed, haar meisjes zijn veilig.
Dr. Josef Mengele glimlacht en steekt zijn hand uit. Leah kijkt naar hem en lacht voorzichtig terug. Dan laat ze de ijskoude kinderhandjes los.
Naschrift: Van de ongeveer 3.000 Auschwitz-tweelingen die de experimenten van dr. Josef Mengele ondergaan hebben, overleefden slechts een paar het einde van de oorlog.
© Ellen de Ruiter. November 2011
Dit verhaal schreef ik voor een schrijfwedstrijd van Renate Dorrestein. Thema: De stiefmoeder.